Nieuws
LB: Overeenkomst van opdracht of dienstbetrekking
In dit nieuwsbericht informeren wij u over de uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 20 december 2024, nr. 11322483 VZ VERZ 24-8271 inzake de rechtsvraag of een overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een overeenkomst van opdracht of als een arbeidsovereenkomst?
Persoon A (hierna ook: A) heeft in 2022 een ‘consulting agreement’ gesloten met een BV die een groothandel van groenten en fruit exploiteert. De overeenkomst duurde één jaar. Na afloop is nogmaals een ‘consulting agreement’ voor de duur van één jaar gesloten. Deze laatste overeenkomst is stilzwijgend voortgezet. Op basis van deze overeenkomsten heeft A werkzaamheden verricht als salesmanager. In mei 2023 is A eigenaar geworden van 5% van de aandelen van de BV. De overige aandelen van de BV zijn in handen van B en C. Op 14 juni 2024 hebben A en C tijdens een telefoongesprek een woordenwisseling gehad. De BV heeft op 27 juni 2024 de overeenkomst met A opgezegd. Volgens A is sprake van een arbeidsovereenkomst. De BV heeft vervolgens op 22 juli 2024 voor het geval er sprake zou zijn van een arbeidsovereenkomst A op staande voet ontslagen wegens bedreiging en chantage.
De rechtbank past de criteria uit het zogenoemde Deliveroo-arrest toe. Alle omstandigheden in onderling verband bezien concludeert de kantonrechter dat de tussen partijen gesloten overeenkomst niet kwalificeert als een arbeidsovereenkomst. Partijen hebben zich bij de inrichting van de overeenkomst (de overeengekomen rechten en plichten) en de wijze waarop zij daaraan uitvoering hebben gegeven meer gedragen als opdrachtgever en opdrachtnemer dan als werkgever en werknemer. Omdat geconcludeerd wordt dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht kan er geen sprake zijn geweest van een arbeidsrechtelijk ontslag op staande voet, zodat het daarop gebaseerde verzoek afgewezen dient te worden.
a. Aard en duur van de werkzaamheden: De afgesproken werkzaamheden en de beperkte duur van de overeenkomsten leveren (eerder) een aanwijzing op voor het bestaan van een overeenkomst van opdracht, maar sluiten een arbeidsovereenkomst niet uit.
b. De wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald: Uit het enkele feit dat A volgens de verklaringen veel weg was en dagelijks op kantoor in Rotterdam werkte, kan niet worden afgeleid dat er sprake was van een gezagsverhouding. De vrijheid van A om zijn tijd naar eigen inzicht in te delen, duidt duidelijk op het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
c. De inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht: Voorts had A een mailadres van de groothandel en is aan hem (in ieder geval) een telefoon en laptop verstrekt. In die zin zijn de werkzaamheden van A ingebed in de bedrijfsorganisatie van de BV. Anderzijds is niet gebleken dat A collega’s had die in loondienst waren en die inhoudelijk hetzelfde werk deden als A. Voorts is niet gesteld of gebleken dat A gebonden was aan (verlof)regelingen van de BV, hij verplicht moest deelnemen aan bedrijfstrainingen en dat er functioneringsgesprekken met hem werden gevoerd. In zoverre was A niet ingebed in de organisatie. Het enkele feit dat A dagelijks intensief contact had met B leidt niet tot een ander oordeel. Dit overleg was immers noodzakelijk om de inkoop en verkoop met elkaar af te stemmen. Niet gesteld of gebleken is dat in deze overleggen A instructies kreeg over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden moest uitvoeren. Ook het hebben van een mailadres van de groothandel sluit niet uit dat A op basis van een overeenkomst van opdracht bij de groothandel werkzaam was. Wat betreft het inbeddingsaspect zijn er weinig aanwijzingen voor het aannemen van een arbeidsovereenkomst.
d. Het al dan niet bestaan van een verplichting het werk persoonlijk uit te voeren: Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de overeenkomst niet worden afgeleid dat A zich mocht laten vervangen. Daarbij komt dat in de praktijk A de werkzaamheden zelf heeft uitgevoerd en zich niet heeft laten vervangen. Onvoldoende gebleken is dat de BV zou hebben ingestemd met een vervanger. Dit gezichtspunt is een aanwijzing voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, maar sluit een overeenkomst van opdracht niet uit, omdat in het kader van een overeenkomst van opdracht ook kan worden overeengekomen dat de werkzaamheden persoonlijk worden verricht.
e. De wijze waarop de contractuele regeling van de verhouding tussen partijen tot stand is gekomen: Tussen partijen is niet in geschil dat het de uitdrukkelijke wens van A was om een overeenkomst van opdracht aan te gaan en dat A degene is geweest die de overeenkomst heeft opgesteld. Voorts staat vast dat A voordat hij bij de groothandel ging werken eveneens als zzp-er werkzaam was en ook thans bij zijn nieuwe opdrachtgever als zzp-er werkzaam is. Deze omstandigheden vormen een duidelijke aanwijzing voor het bestaan van een overeenkomst van opdracht.
f. De wijze waarop de beloning wordt bepaald en waarop deze wordt uitgekeerd: De manier van betaling wijkt af van de gebruikelijke loonbetaling in een arbeidsrelatie, waarbij de werkgever op het loon premies en/of belastingen inhoudt en afdraagt aan de Belastingdienst en daarvan ook loonstroken verstrekt aan de werknemer. A was zelf verantwoordelijk voor de facturering, de afdracht en eventuele pensioenopbouw. Dit gezichtspunt wijst duidelijk in de richting van een overeenkomst van opdracht.
g. De hoogte van de beloningen: De overeengekomen beloning wijst ook meer op het bestaan van een overeenkomst van opdracht dan op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
h. De vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt: Gelet op het feit dat A zoals door hem zelf verklaard, slechts een enkele keer ziek is geweest, kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat partijen zijn overeengekomen dat A bij ziekte zou worden doorbetaald en aldus op dat punt geen risico liep. Voorts is ook niet gebleken dat de BV voor A verzekeringen heeft afgesloten waarop A een beroep zou kunnen doen in bijvoorbeeld het geval hij tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden schade aan een derde zou toe brengen. Een en ander wijst meer in de richting van een overeenkomst van opdracht dan op het bestaan van een arbeidsovereenkomst.
i. De vraag of degene die de werkzaamheden verricht zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen: Naar het oordeel van de kantonrechter blijkt uit de wijze van declareren van de vergoeding achtereenvolgens op naam van een van de twee bedrijven van A en het feit dat hij ook voor 5% aandeelhouder is geworden van de BV dat hij zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt. De omstandigheid dat A geen andere opdrachtgever had, doet daar niet aan af. Hij heeft er immers zelf voor gekozen om geen andere opdrachtgever te zoeken, hoewel hem dat volgens de afgesloten overeenkomst wel vrijstond en dat A ook zelf de volgorde van zijn werkzaamheden zou bepalen.
Documenten en publicaties
- uitspraak van Rechtbank Rotterdam van 20 december 2024, nr. 11322483 VZ VERZ 24-8271. Klik hier
Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl. © Copyright Taxnavigator/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.
Deel dit bericht:
Inloggen
Wilt u meer informatie over de kennisbank? Mail dan naar: info@taxnavigator.nl.
Inschrijven nieuwsbrief
Schrijf u in voor de nieuwsbrief