Nieuws

SPUK: Spuk-sport voor gemeenten: Bewegingsonderwijs

Geplaatst: 19 november 2024
Kenmerk: 2024.54267

SPUK: Spuk-sport voor gemeenten: Bewegingsonderwijs

In dit nieuwsbericht informeren wij u over de uitspraak van Rechtbank Limburg van 3 september 2024 met nr. ROE 21/1368 inzake het recht op SPUK-sport voor gemeenten voor het geven van gelegenheid tot het verzorgen van bewegingsonderwijs door gemeenten. De procedure is gevoerd door de gemeente Heerlen. De uitspraak is van belang voor het jaar 2023 en eerdere jaren. In artikel 4, lid 2, sub b van de Regeling specifieke uitkering stimulering sport 2024–2025 is bewegingsonderwijs uitgezonderd van de subsidieregeling.

6. De rechtbank geeft eiseres gelijk en motiveert dit oordeel als volgt.

6.1. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat de SPUK-regeling weliswaar is gestoeld op de uitgangswaarden van de mogelijkheden die er tot 1 januari 2019 waren om btw af te trekken, maar dat het een op zichzelf staande regeling met een eigen beoordelingskader voor het toekennen van een vergoeding betreft. Beantwoording van de vraag of eiseres voordat de sportvrijstelling van toepassing werd een fiscaal voordeel genoot voor activiteiten in verband met bewegingsonderwijs voor scholen, is daarom bij de beoordeling van dit geschil niet van belang.

6.2. De rechtbank stelt vast dat op grond van de SPUK-regeling de minister aan een gemeente jaarlijks een specifieke uitkering kan verstrekken voor de gerealiseerde bestedingen in verband met activiteiten in het kader van sport. Daarvoor dient de gemeente wel aan de voorwaarden zoals opgenomen in de regeling te voldoen. In de regeling wordt onder sport verstaan: “activiteiten die worden gekenmerkt door een niet te verwaarlozen lichamelijke component.” Voor deze definitie is, zo blijkt uit de toelichting behorende bij de regeling, aangehaakt bij de definitie zoals deze is gebruikt in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 oktober 20173. Naar het oordeel van de rechtbank is de tekst van de regeling op dit punt voldoende duidelijk. In de regeling wordt het begrip ‘bewegingsonderwijs’ niet gebruikt en dus ook niet beschreven wat daaronder moet worden verstaan. De rechtbank gaat daarom uit van wat er in het normale spraakgebruik onder wordt verstaan, namelijk: “gymles oftewel lichamelijke opvoeding”. Dit stemt ook overeen met wat partijen hieronder verstaan. Dat gymles moet worden aangemerkt als een activiteit met een niet te verwaarlozen lichamelijke component is onmiskenbaar het geval. Daarmee valt bewegingsonderwijs in ieder geval onder de definitiebepaling van het begrip sport in de zin van de regeling.

6.3. Verder stelt de rechtbank vast dat in de regeling zelf geen bepaling is opgenomen waaruit volgt dat kosten die gemaakt worden door gemeenten die verband houden met bewegingsonderwijs voor scholen worden uitgesloten. Dat volgt ook niet uit de toelichting behorende bij de regeling, waaruit - kort gezegd - blijkt dat de minister de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties met deze regeling heeft willen stimuleren. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat zowel uit de bewoordingen van de SPUK-regeling zelf als het doel van de regeling kosten van eiseres die zij in verband met bewegingsonderwijs heeft moeten maken voor vergoeding in aanmerking dienen te komen mits voldaan is aan de overige in de regeling geformuleerde voorwaarden. Dat is hier kennelijk het geval. Gesteld noch gebleken is dat er voor eiseres aftrek van omzetbelasting bestaat dan wel het recht op compensatie bestaat op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds vanwege de in deze procedure aan de orde zijnde kosten. Dat de minister bij het vaststellen van de SPUK-regeling heeft beoogd de kosten die in verband staan met bewegingsonderwijs aan het primair en het voortgezet onderwijs niet te vergoeden en dit ook uitdrukkelijk in het aanvraagformulier heeft opgenomen, maakt voorgaand oordeel niet anders. Op grond van het rechtszekerheidsbeginsel moet de minister de SPUK-regeling namelijk consequent toepassen. Het had naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de weg van de minister gelegen om deze bedoeling uitdrukkelijk kenbaar te maken in de regeling zelf en niet uitsluitend in een na vaststelling van de regeling opgesteld aanvraagformulier. Dit past ook bij een betrouwbare overheid.

Documenten en publicaties

  • Uitspraak van Rechtbank Limburg d.d. 3 september 2024 met nr. ROE 21/1368. Klik hier

Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl.© Copyright Taxnavigator BV/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.