Nieuws
Energiebelasting: Besluit 'Belastingen op milieugrondslag'
In dit nieuwsbericht informeren wij u over het Besluit' Belastingen op milieugrondslag' van 19 december 2023 met nr. 2023-28668.
In onderdeel 4 van dit Besluit beschrijft de Staatssecretaris van Financiën de goedkeuring om de heffing van energiebelasting te beperken voor openbare infrastructurele voorzieningen.
Energiebelasting
4.1. Begrip aansluiting; onroerende zaak
Op grond van artikel 47, eerste lid, onderdeel f, van de wet wordt onder een aansluiting verstaan een aansluiting van een in Nederland gelegen onroerende zaak op een Nederlands distributienet waaruit elektriciteit of aardgas aan de verbruiker wordt geleverd. Voor het begrip onroerende zaak wordt verwezen naar artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de wet WOZ.
Als uit een door de gemeente afgegeven WOZ-beschikking blijkt dat sprake is van één onroerende zaak, dan wordt daar in de energiebelasting in beginsel bij aangesloten. Als de inspecteur van mening is dat de beschikking onjuist is, dan heeft de inspecteur de mogelijkheid om op basis van de wet WOZ zelfstandig te beoordelen of sprake is van een samenstel. Dat is ook het geval wanneer vanwege de toepassing van artikel 16, onderdeel f, van de wet WOZ sprake is van WOZ-beschikkingen van twee of meer aaneengesloten gemeenten. Bij openbare infrastructurele voorzieningen en bij evenementen kan het voorkomen dat een WOZ-beschikking ontbreekt, waardoor onduidelijkheid bestaat over de berekening van de energiebelasting. De inspecteur mag op basis van de wet WOZ zelfstandig beoordelen of en op welke wijze deze voorzieningen geclusterd kunnen worden.
4.1.1. Openbare infrastructurele voorzieningen
In een aantal gevallen wordt op basis van een contract elektriciteit rechtstreeks door het distributiebedrijf afgeleverd aan vele afleveringspunten, die in een bepaald gebied (stad, gemeente, regio) in beheer zijn bij een bepaalde (rechts)persoon aan wie de geleverde elektriciteit in rekening wordt gebracht en die betrekking hebben op openbare infrastructurele voorzieningen. Het betreft bijvoorbeeld de levering van elektriciteit aan een gemeente voor straatverlichting, aan telefoonbedrijven voor de verlichting van telefooncellen en aan busondernemingen voor bushokjes. Voor deze voorzieningen is in het algemeen geen beschikking voor de wet WOZ afgegeven. De (rechts)persoon die deze voorzieningen beheert, ontvangt in de praktijk per gemeente of per regio veelal één factuur voor het totaal van het – al dan niet forfaitair bepaalde – elektriciteitsverbruik van die voorzieningen.
Goedkeuring
Hierbij keur ik op grond van een redelijke wetstoepassing goed dat voor de heffing van de energiebelasting voor openbare infrastructurele voorzieningen wordt aangesloten bij de facturering per gemeente of per regio door de elektriciteitsleverancier. Het betreft de volgende voorzieningen:
- straatverlichting
- verkeersregelinstallaties
- telefooncellen
- bus- en tramhokjes
- reizigersinformatieborden (vervoersbedrijven)
- bewegwijzering
Als de factuur betrekking heeft op elektriciteit die verbruikt wordt ten behoeve van meerdere openbare infrastructurele voorzieningen, wordt de objectafbakening voor de energiebelasting per voorziening toegepast.
Als de factuur een elektronische factuur (e-factuur) per afleveringspunt betreft, keur ik goed dat de objectafbakening voor de energiebelasting alsnog per voorziening per gemeente of per regio wordt toegepast door de elektriciteitsleverancier. Dit kan op de wijze zoals beschreven in onderdeel 4.1.3. hierna, waarbij geldt dat onder ‘leveringspunt’ ook ‘afleveringspunt’ kan worden verstaan.
4.1.2. Evenementen
Bij evenementen wordt de elektriciteit veelal geleverd via een mobiele meetkast (een zogenoemde kermiskast) waarop verschillende attracties zijn aangesloten, dan wel via een rechtstreekse aftap van de kabel. Voor deze voorzieningen is in het algemeen geen beschikking voor de wet WOZ afgegeven. In een aantal gevallen worden de kosten voor de aansluiting en de elektriciteit niet rechtstreeks aan de daadwerkelijke verbruiker in rekening gebracht maar aan een tussenpersoon (bijvoorbeeld de gemeente of een installatiebedrijf), die ook het verzoek tot de aansluiting heeft gedaan. Deze tussenpersoon rekent vervolgens af met de individuele afnemers.
Praktische werkwijze
Ten behoeve van de uitvoeringspraktijk sta ik uit doelmatigheidsoogpunt (artikel 64 AWR) toe dat voor de heffing van de energiebelasting bij evenementen wordt aangesloten bij de facturering door de elektriciteitsleverancier. Dat betekent dat in voorkomend geval de tussenpersoon (de gemeente, het installatiebedrijf) voor het distributiebedrijf als verbruiker wordt aangemerkt en dat in de tarieven die in rekening worden gebracht de energiebelasting is verwerkt.
4.1.3. Elektronische facturering
Elektronische facturering (e-facturering) is gebaseerd op de Europese Richtlijn 2014/55. In Nederland is die richtlijn geïmplementeerd middels aanpassing van de aanbestedingsregels. Wanneer een aansluiting bestaat uit meerdere leveringspunten, ontbreekt binnen de e-facturering software, gebaseerd op genoemde Europese Richtlijn, de mogelijkheid van een verzamelfactuur voor het elektriciteitsverbruik van de aansluiting als geheel. Dat betekent dat bij elektronische facturering het elektriciteitsverbruik per leveringspunt wordt gefactureerd, terwijl de tariefschijven voor de energiebelasting per aansluiting, dus voor alle leveringspunten gezamenlijk, toegepast dienen te worden.
Bij de periodieke (veelal maandelijkse) facturering wordt bepaald op grond van welke tariefschijf de energiebelasting wordt berekend. Worden bij de periodieke facturering de tariefschijven steeds per leveringspunt doorlopen, dan betekent dit dat in eerste instantie een aanzienlijk hoger bedrag aan energiebelasting wordt berekend dan uiteindelijk verschuldigd is op basis van de objectafbakening per aansluiting.
Praktische werkwijze
Ten behoeve van de uitvoeringspraktijk sta ik uit doelmatigheidsoogpunt (artikel 64 AWR) toe dat bij de elektronische facturering van een aansluiting die uit meerdere leveringspunten bestaat de energiebelasting per leveringspunt wordt berekend op grond van de tariefschijf van het maximaal geschatte jaarverbruik van de aansluiting waartoe dit leveringspunt behoort. Daarbij geldt dat als het maximaal geschatte jaarverbruik meer bedraagt dan 10.000.000 kWh of 10.000.000 m3, moet worden aangesloten bij de voorafgaande tariefschijf. Zodra binnen de verbruiksperiode het verbruik van alle leveringspunten gezamenlijk de genoemde tariefschijf heeft bereikt, wordt tussentijds het bedrag aan energiebelasting van de eerdere tariefschijven in rekening gebracht en afgedragen. Aan het einde van de verbruiksperiode wordt (extracomptabel) een correctiefactuur opgemaakt voor de aansluiting als geheel met het juiste bedrag aan energiebelasting onder verrekening van de eerder in rekening gebrachte energiebelasting per leveringspunt.
Voorwaarde
Hierbij geldt als voorwaarde dat aan de afzonderlijke e-facturen hetzelfde clusternummer is toegekend, zodat uit de administratie blijkt welke leveringspunten tot de aansluiting behoren.
4.6. Tijdstip overleggen verklaring verlaagd tarief laadpalen en walstroominstallaties en soortgelijke verklaringen
In de artikelen 60a en 60b van de wet is een verlaagd tarief opgenomen voor laadpalen en voor walstroominstallaties. Hiervoor gelden wel een aantal voorwaarden. Op grond van artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit, moet voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief voor respectievelijk laadpalen en walstroominstallaties, de verbruiker een verklaring overleggen aan degene die de elektriciteit levert, dat aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Het besluit laat echter onduidelijkheid over op welk moment deze verklaringen moeten zijn overgelegd voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief. Meer in het bijzonder is onduidelijk of het verlaagde tarief door middel van een correctie op de aangifte energiebelasting door de leverancier alsnog kan worden toegepast als de verbruiker de betreffende verklaring pas heeft overgelegd nadat de belasting op aangifte is voldaan. Hiervoor is nodig dat aan de betreffende verklaring een zekere terugwerkende kracht kan worden toegekend.
De in artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit gekozen bewoordingen sluiten niet uit dat de betreffende verklaring ook mag worden overgelegd voorafgaande aan een correctie op de aangifte waarin het verlaagde tarief alsnog wordt toegepast. Zolang deze verklaring is overgelegd voorafgaande aan het door de leverancier toepassen van het verlaagde tarief, levert dit evenmin strijd op met de bedoeling van de voorwaarde dat een dergelijke verklaring moet zijn overgelegd.
Bovendien past een dergelijke ruime uitleg binnen de bedoeling van artikel 60a en 60b van de wet om het gebruik van laadpalen en walstroom te stimuleren. Daarbij acht ik van belang dat in het geval de leverancier het verlaagde tarief voor laadpalen of walstroominstallaties niet heeft toegepast, een teruggaafmogelijkheid voor de verbruiker ontbreekt.
Een redelijke wetstoepassing brengt met zich mee dat het verlaagde tarief voor laadpalen en walstroominstallaties ook mag worden toegepast als de verklaring als bedoeld in respectievelijk artikel 21d, eerste en tweede lid van het besluit, is overgelegd voorafgaande aan de correctie op de aangifte waarin het verlaagde tarief wordt toegepast en uit de verklaring volgt tot welk moment in het verleden deze verklaring terugwerkt.
Doordat de EB-aangifte drie zichtjaren heeft, kan een correctie binnen die zichtjaren via de aangifte verlopen. Daarna kan nog tot vijf jaar terug een verzoek om ambtshalve vermindering worden gedaan. De betreffende verklaring moet voorafgaande aan de correctie-aangifte of het verzoek om ambtshalve vermindering door de verbruiker aan de leverancier worden overlegd.
Daarnaast dienst voor het van toepassing zijn van het verlaagde tarief aan alle materiële voorwaarden moet zijn voldaan op het moment waarnaar de verklaring terugwerkt.
De antwoorden op de Kennisgroep-vragen KG:208:2022:1 ‘Tijdstip van overleggen verklaring bij toepassing van het laadpalentarief’ en KG:208:2022:3 ‘Tijdstip van overleggen verklaring bij toepassing van het walstroomtarief’ zijn verwerkt in dit onderdeel en komen hiermee te vervallen.
Overige verklaringen
Voorgaande geldt eveneens voor de verklaringen genoemd in artikel 14, derde lid (particuliere installatie voor centrale watervoorziening) van de wet, artikel 21 (CNG-vulstation) en artikel 21a, derde lid (stadsverwarming) van het besluit en voor de verklaring genoemd in artikel 20 (tuinders) van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag.
Documenten en publicaties
- Besluit' Belastingen op milieugrondslag' van 19 december 2023 met nr. 2023-28668, Staatscourant 27 december 2023, nr. 32824. Klik hier
Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl. © Copyright Taxnavigator BV/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.
Deel dit bericht:
Inloggen
Wilt u meer informatie over de kennisbank? Mail dan naar: info@taxnavigator.nl.
Inschrijven nieuwsbrief
Schrijf u in voor de nieuwsbrief