Nieuws
Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2024
In dit nieuwsbericht informeren wij u over de Bijstellingsregeling belastingen van rechtsverkeer, accijns, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, belastingen op milieugrondslag en de Provinciewet 2024 (Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2024).
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling geeft uitvoering aan de indexeringsvoorschriften, neergelegd in artikel 27a van de Wet op de accijns (WA), artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992), artikel 81a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB 1994), artikel 90 van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en artikel 222 van de Provinciewet, in samenhang met de artikelen 10.1 en 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001). Ingevolge deze bepalingen worden de bedragen, genoemd in diverse artikelen van de WA, de Wet BPM 1992, de Wet MRB 1994, de Wbm en de Provinciewet jaarlijks bij het begin van het kalenderjaar aangepast door deze te vermenigvuldigen met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 Wet IB 2001. Voor 2024 is deze tabelcorrectiefactor bepaald op 1,099. Gelet op de daartoe in artikel 10.1 Wet IB 2001 opgenomen mogelijkheid, is op de uit de vermenigvuldiging verkregen bedragen de nodig geachte afronding toegepast.
Daarnaast geeft deze regeling uitvoering aan het indexeringsvoorschrift, neergelegd in artikel 15, tiende lid, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). Hiermee wordt het bedrag van de woningwaardegrens voor de startersvrijstelling aangepast aan de veranderingen in de landelijk gemiddelde WOZ-waarde. Daartoe wordt het te vervangen bedrag van de woningwaardegrens gedeeld door de factor iw, bedoeld in artikel 10.3, vijfde lid, van de Wet IB 2001. Het aldus berekende bedrag wordt rekenkundig afgerond op € 5.000. Onder de factor iw wordt verstaan de verhouding van het gemiddelde van de eigenwoningwaarden die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar en het gemiddelde van die waarden die betrekking hebben op het kalenderjaar. Voor 2024 is deze factor vastgesteld op 0,972762646. Die factor wordt gebruikt voor de berekening van de woningwaardegrens die geldt vanaf 1 januari van, niet het aankomende, maar het daaropvolgende jaar (2025). Het aldus berekende bedrag van de woningwaardegrens wordt een jaar voordat deze wordt toegepast bekendgemaakt
Wet op belastingen van rechtsverkeer
Artikel I van deze regeling strekt tot aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 15, eerste lid, onderdeel p, onder 4°, WBR. De woningwaardegrens voor de startersvrijstelling wordt geïndexeerd om uitvoering te geven aan artikel 15, tiende lid, WBR. Toegezegd is dat jaarlijks door middel van de bijstellingsregeling de nieuwe woningwaardegrens bekend wordt gemaakt die gaat gelden vanaf 1 januari van niet het aankomende jaar, maar het daaropvolgende jaar, zodat de burger ruim van te voren kennis heeft van de van toepassing zijnde woningwaardegrens.1 Dat betekent in het onderhavige geval dat het bedrag van € 525.000 van toepassing wordt voor het toepassen van de startersvrijstelling met ingang van 1 januari 2025. Zoals vorig jaar bepaald in de Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2023, bedraagt de woningwaardegrens vanaf 1 januari 2024 (en dus tot en met 31 december 2024) € 510.000.
Wet op de accijns
Artikel II van deze regeling strekt tot aanpassing van diverse in de WA opgenomen tarieven.
Bij deze regeling worden de in artikel 27 WA genoemde tarieven van gelode lichte olie, halfzware olie en zware stookolie aangepast. Daarnaast worden enkele teruggaafbedragen aangepast (artikelen 71e en 71g WA).
Op grond van artikel 84c WA wordt in artikel VII van deze regeling bepaald dat de in artikel 84a WA bedoelde heffing over de voorraden minerale oliën geen toepassing vindt bij de aanpassing van de bedragen, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdelen a, b, en c, WA (ingevolge artikel II, onderdeel A, van deze regeling).
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat ingevolge artikel XXXIXA van het Belastingplan 2024 de tarieven van ongelode lichte olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas, genoemd in artikel 27, eerste lid, onderdeel a tweede bedrag, onderdeel b tweede bedrag en onderdeel d, WA, met ingang van 1 januari 2024 tijdelijk verlaagd blijven.
Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992
Artikel III van deze regeling strekt tot aanpassing van een aantal in de Wet BPM 1992 opgenomen tarieven. Naast de indexering die volgt uit artikel 16b van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 is ook uitvoering gegeven aan artikel XVII van het Belastingplan 2022. De bedragen in de vierde kolom van de tabel in artikel 9, eerste lid, Wet BPM 1992 zijn eerst geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor voor 2024 (1,099) en vervolgens verhoogd met 2,35% ingevolge artikel XVII van het Belastingplan 2022.
Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994
Artikel IV van deze regeling strekt tot aanpassing van diverse in de Wet MRB 1994 opgenomen tarieven met de tabelcorrectiefactor voor 2024 (1,099).
Bij deze regeling worden de tarieven geïndexeerd voor de personenauto en de bestelauto van een particulier (artikelen 23 en 24 Wet MRB 1994), de bestelauto ingericht voor invalidenvervoer en de bestelauto van een ondernemer (artikelen 24a en 24b Wet MRB 1994), het motorrijwiel (artikel 25 Wet MRB 1994), de vrachtauto (artikel 25a Wet MRB 1994), de ‘rijdende winkel’ (artikel 25b Wet MRB 1994) en de autobus (artikel 25c Wet MRB 1994). Daarnaast wordt het teruggaafbedrag in het kader van een vergunning voor een bedrijfsvoertuigenpark geïndexeerd (artikel 37c Wet MRB 1994). Ten slotte wordt het overgangstarief voor oldtimers geïndexeerd (artikel 84a Wet MRB 1994).
Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat ingevolge artikel XVI van de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord de tarieven, genoemd in artikel 24b Wet MRB 1994 in de tweede en derde kolom van de tabel, met ingang van 1 januari 2024 eerst worden verhoogd met 4,54%. De tarieven behorend bij artikel 24b Wet MRB 1994 die zijn vermeld in kolom D (voor indexatie) van de tabel in artikel IV, onderdeel A, bevatten de tarieven na verhoging. De vervolgens geïndexeerde tarieven worden weergegeven in kolom E van genoemde tabel.
Wet belastingen op milieugrondslag
Artikel V van deze regeling strekt tot aanpassing van de diverse in de Wbm opgenomen tarieven. Bij deze regeling worden de tarieven van de belasting op leidingwater (artikel 18 Wbm), de afvalstoffenbelasting (artikel 28 Wbm), de kolenbelasting (artikel 43 Wbm), de energiebelasting (artikel 59 Wbm), het verlaagde tarief van de energiebelasting voor aardgas voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten (artikel 60 Wbm), het verlaagde tarief voor oplaadinstallaties voor elektrische voertuigen die beschikken over een zelfstandige aansluiting (laadpalen) (artikel 60a Wbm) en het tarief en het ingroeibedrag voor de CO2-heffing voor de industrie (artikel 71p Wbm) aangepast en (het tarief voor) de vliegbelasting (artikel 77 Wbm) aangepast.
De tarieven van de energiebelasting voor 2024 komen tot stand door verwerking van de maatregelen uit de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord, het Belastingplan 2023 en/of het Belastingplan 2024.
De energiebelasting op gas en elektriciteit kent vier schijven. Met ingang van 1 januari 2024 worden de eerste schijven opgeknipt in twee schijven als gevolg van de amendementen Grinwis c.s. op het Belastingplan 20232 Vanaf 1 januari 2024 zijn er daarmee vijf schijven. De nieuwe eerste schijf gas betreft 0-1.000 m3 en de nieuwe tweede schijf 1.000-170.000 m3. De nieuwe eerste schijf elektriciteit betreft 0-2.900 kWh en de nieuwe tweede schijf 2.900-10.000 kWh. De tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijf gas en elektriciteit zijn gelijk gehouden in voornoemde amendementen en aanvankelijk gold hetzelfde voor zowel gas als elektriciteit in het Belastingplan 2024. De tarieven van de nieuwe eerste en tweede schijven gas blijven ook definitief gelijk in 2024. In het Belastingplan 2024 is met het amendement Omtzigt evenwel geregeld dat het tarief van de nieuwe eerste schijf elektriciteit met ingang van 1 januari 2024 wordt verlaagd met € 0,00001 per kWh. Daardoor zou een miniem tariefverschil ontstaan tussen de eerste en tweede schijf elektriciteit. Bij brief van 8 november 2023 aan de Eerste Kamer heb ik toegelicht dat het de vraag is of consumenten het voordeel van maximaal 3,6 eurocent (inclusief btw) per jaar op hun energiefactuur zullen zien, dat energieleveranciers veel vragen van consumenten verwachten en de wijziging leidt tot een toename in de complexiteit en uitvoeringslasten voor energieleveranciers en de Belastingdienst.3 In voornoemde brief en de nota naar aanleiding van het verslag4 heb ik daarom gemeld dat ik heb besloten om het voordeel op een andere manier aan elektriciteitsverbruikers te doen toekomen, namelijk via een verhoging van de belastingvermindering. Ter voorkoming van onduidelijkheid wordt het volgende geregeld ten aanzien van het tarief van de eerste schijf elektriciteit voor 2024. Bij de jaarlijkse indexatie van energiebelastingtarieven mag de nodig geachte afronding worden toegepast.5 Sinds 2016 worden de tarieven afgerond op vijf cijfers achter de komma. Door in onderhavige wijzigingsregeling het tarief van de eerste schijf voor 2024 af te ronden op vier decimalen, is het gelijk aan het tarief van de tweede schijf en worden onduidelijkheden bij consumenten en significante uitvoeringslasten voorkomen.
In het Belastingplan 2024 is een omissie hersteld in het voor 2024 in het Belastingplan 2023 opgenomen tarief van de eerste en tweede schijf gas. In het Belastingplan 2023 is geregeld dat het tarief van de eerste en tweede schijf gas voor 2024 – vóór indexatie – € 0,52049 bedraagt (artikel XXVIII, onderdeel A, onder 1). In de berekening van dit tarief zijn betrokken het tarief voor 2023 (€ 0,48980, inclusief indexatie), de verschuiving van belasting van elektriciteit naar gas (mutatie voor 2024 +€ 0,02500) en de integratie van de Opslag Duurzame Energie- en Klimaattransitie (ODE) in de energiebelasting vanaf 2023 (mutatie voor 2024 +€ 0,00569). Per abuis is daarbij het tarief voor 2024 niet vermeerderd met de verhoging van de energiebelasting op het verbruik van gas van 0-170.000 m3 (€ 0,01) met ingang van 1 januari 2024 die is vastgelegd in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord (artikel XXV, onderdeel A, onder 1). Deze omissie wordt hersteld door het tarief van de eerste en tweede schijf zoals dat volgens het Belastingplan 2023 zou gelden per 1 januari 2024 te verhogen met € 0,01. Hiertoe wordt € 0,52049 vervangen door € 0,53049. Dit bedrag is het tarief voor 2024 vóór indexatie. In de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2023 en budgettaire ramingen is steeds dit bedrag gehanteerd. Het tarief voor 2024 ná indexatie is € 0,58301.
Voorts is in het Belastingplan 2024 een omissie hersteld in het voor 2024 in het Belastingplan 2023 opgenomen tarief van de eerste en tweede schijf elektriciteit. In het Belastingplan 2023 is geregeld dat het tarief van de eerste en tweede schijf elektriciteit voor 2024 – vóór indexatie – € 0,10299 bedraagt (artikel XXVIII, onderdeel A, onder 2). In de berekening van dit tarief zijn betrokken het tarief voor 2023 (€ 0,12599, inclusief indexatie), de verschuiving van belasting van elektriciteit naar gas (mutatie voor 2024 -€ 0,02500) en de integratie van de ODE in de energiebelasting vanaf 2023 (mutatie voor 2024 +€ 0,00200). Per abuis is daarbij het tarief voor 2024 niet vermeerderd met de verlaging van de energiebelasting op het verbruik van elektriciteit van 0-10.000 kWh (€ 0,004) met ingang van 1 januari 2024 die is vastgelegd in de Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord (artikel XXV, onderdeel A, onder 2). Deze omissie is hersteld door het tarief van de eerste (0-2.900 kWh) en tweede (2.900-10.000 kWh) schijf zoals dat volgens het Belastingplan 2023 zou gelden per 1 januari 2024 te verlagen met € 0,004. Hiertoe wordt € 0,10299, na afronding, vervangen door € 0,09900. Dit bedrag is het tarief voor 2024 vóór indexatie. In de memorie van toelichting bij het Belastingplan 2023 en budgettaire ramingen is steeds dit bedrag gehanteerd. Het tarief voor 2024 ná indexatie is € 0,10880
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat ingevolge artikel I, onderdeel D, van de Wet minimum CO2-prijs industrie het zogenoemde marge-tarief van de CO2-heffing voor de industrie met ingang van 1 januari 2023 is ondergebracht in een afzonderlijk onderdeel (artikel 71p, eerste lid, onderdeel a, Wbm). Conform artikel 71p, tweede lid, Wbm wordt het marge-tarief met ingang van 1 januari 2024 verhoogd met € 11,55 naar € 67,49. Dat laatste bedrag wordt bij deze regeling geïndexeerd. Het genoemde bedrag aan verhoging – € 11,55 – wordt eveneens geïndexeerd bij deze regeling en zal worden gebruikt om het tarief te verhogen met ingang van 1 januari 2025. Het aldus verhoogde tarief wordt vervolgens bij het begin van het kalenderjaar 2025 geïndexeerd.
Provinciewet
In artikel 222, vierde lid, van de Provinciewet is bepaald dat het maximale aantal opcenten, genoemd in artikel 222, tweede lid, van die wet, jaarlijks zal worden aangepast met de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 Wet IB 2001. Artikel VI van deze regeling strekt daartoe.
Mededeling over de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht voor de CO2-heffing industrie en de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking voor het jaar 2024, alsmede de vaststelling van het tarief voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking voor het jaar 2024
- 1. De termijnkoers van het broeikasgasemissierecht voor het jaar 2024 bedraagt € 86,32.
In de artikelen 71f en 71p Wbm is bepaald dat het tarief van de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking en, in bepaalde gevallen, het tarief van de CO2-heffing industrie afhankelijk is van de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht. De termijnkoers van het broeikasgasemissierecht is het gewone gemiddelde, in euro, van de dagelijkse éénjaarstermijnkoersen van broeikasgasemissierechten (slotverkoopkoersen) voor levering in december van het jaar waarvoor het tarief wordt vastgesteld, zoals waargenomen van 1 september tot en met 31 oktober voorafgaand aan dat jaar op de koolstofbeurs in de Europese Unie met het hoogste handelsvolume van broeikasgasemissierechten in die maanden. In de periode 1 september 2023 tot en met 31 oktober 2023 betrof dit de koolstofbeurs ICE Endex Markets. De termijnkoers bedraagt in de betreffende periode gemiddeld € 86,32 per ton kooldioxide-equivalent.
- 2. Het tarief voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking voor het jaar 2024 blijft € 0,–.
Het wettelijke tarief voor het jaar 2024 (€ 18,00) is lager dan de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht (€ 86,32). Het tarief voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking blijft daarmee voor 2024 ongewijzigd, en bedraagt voor het jaar 2024 € 0,– per ton kooldioxide-equivalent. In de bijstellingsregeling 2025 zal conform de gebruikelijke methode het tarief voor de minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking voor het jaar 2025 worden vastgesteld door te bepalen of en zo ja in welke mate de termijnkoers van het broeikasgasemissierecht voor het jaar 2025 hoger ligt dan dat wettelijke tarief.
Documenten en publicaties
- Bijstellingsregeling belastingen van rechtsverkeer, accijns, belasting van personenauto’s en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, belastingen op milieugrondslag en de Provinciewet 2024 (Bijstellingsregeling indirecte belastingen en de Provinciewet 2024). Klik hier
Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl. © Copyright Taxnavigator BV/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.
Deel dit bericht:
Inloggen
Wilt u meer informatie over de kennisbank? Mail dan naar: info@taxnavigator.nl.
Inschrijven nieuwsbrief
Schrijf u in voor de nieuwsbrief