Nieuws

LB: IKB: Uitruil reiskostenvergoeding

Geplaatst: 19 oktober 2020
Kenmerk: 2020.32352

LB: IKB: Uitruil reiskostenvergoeding

In dit nieuwsbericht informeren wij u over de brief die door het College van Arbeidszaken van de VNG is gestuurd naar de Staatssecretaris van Financiën.

Op 12 oktober jl. is door het College van Arbeidszaken van de VNG een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Financiën de heer Vijlbrief. Het onderwerp van de brief betreft knelpunt IKB en uitruil reiskosten woon/werkverkeer.

Verschillende situaties

De VNG onderscheidt in de brief de volgende situaties:

  1. Voor medewerkers die voor 13 maart 2020 in dienst zijn en niet thuiswerken en nog gewoon naar het werk gaan, verandert er niets;
  2. Voor medewerkers die voor 13 maart 2020 in dienst zijn en voor 13 maart 2020 een definitieve keuze hebben gemaakt voor het gehele jaar door het zetten van het vinkje bij uitruil woon-werkverkeer in het IKB, verandert er niets;
  3. Voor medewerkers die voor 13 maart 2020 in dienst zijn en maandelijks de definitieve keuze maken door het zetten van het vinkje bij uitruil woon-werkverkeer in het IKB, bestaat er in elk geval recht op een onbelaste vergoeding voor de maanden januari en februari 2020. Of er voor de maand maart 2020 een onbelaste vergoeding gegeven kan worden is afhankelijk van het moment wanneer de definitieve keuze is gemaakt (voor of uiterlijk op 12 maart 2020 moet een vinkje zijn gezet bij uitruil woon-werkverkeer in het IKB). Voor de overige maanden in 2020 bestaat er geen recht meer op een onbelaste vergoeding woon-werkverkeer;
  4. Voor medewerkers die voor 13 maart 2020 in dienst zijn en die de definitieve keuze heeft gemaakt door het zetten van het vinkje op of na 13 maart 2020 bij uitruil woon-werkverkeer in het IKB, dan geldt dat er geen recht is op een onbelaste vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer;
  5. Voor medewerkers die op of na 13 maart in dienst zijn getreden, is er geen recht op een onbelaste vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer

Standpunt VNG

De VNG neemt het standpunt in dat het aangescherpte standpunt van de Belastingdienst tot grote uitvoeringsproblemen leidt voor gemeenten en rechtsongelijkheid voor werknemers tot gevolg heeft. Voor de eerste groepen (1. en 2.) betekent dit dat zij de vaste onbelaste reiskostenvergoeding uitbetaald mogen krijgen. Voor de laatste groepen (3 in het geval keuze is gemaakt na 12 maart 2020, 4. en 5.) betekent dit in ieder geval dat er geen gebruik kan worden gemaakt van de vaste onbelaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer op basis van de praktische methode van 214 dagen (128 reisdagen). Voor deze groepen geldt dat zij op en na 13 maart alleen het IKB nog kunnen inzetten voor de daadwerkelijk gereisde kilometers, dus voor de dagen dat de medewerker daadwerkelijk naar het werk gaat (op declaratiebasis). Een vaste reiskostenvergoeding op basis van de 214-dagen methode is voor deze groepen niet mogelijk.

Conclusie VNG

Het onvoorwaardelijk recht op een reiskostenvergoeding woon-werk is door de Belastingdienst afhankelijk gesteld van het keuzemoment op 12 maart 2020. De VNG merkt in de brief op dat de gekozen datum spanning oplevert met het vertrouwen die werkgevers reeds konden ontlenen aan eerder verleende goedkeuring en de rechtszekerheid die zij mochten ontlenen aan een aanvankelijk genomen Besluit. Het achteraf aanscherpen van het Besluit leidt ertoe dat werknemers op het gebied van reiskostenvergoeding rechtsongelijkheid ervaren. Bovendien neemt de VNG het standpunt in dat de gehanteerde term onvoorwaardelijk recht geen steun vindt in een bepaling in de fiscale wetgeving noch wordt het begrip benoemd in het Handboek Loonheffingen 2020 van de Belastingdienst in relatie tot het berekenen van de vaste reiskostenvergoeding woon-werkverkeer of de uitruil binnen een cafetariasysteem, zoals het IKB. De bronnen en bestedingsdoelen van het IKB zijn civiel onvoorwaardelijk in een regeling op basis van de cao Gemeenten / SGO opgenomen. Wanneer en aan welk bestedingsdoel de bronnen worden besteed doet niets af aan het onvoorwaardelijk recht.

In het Handboek Loonheffingen is zelfs een voorbeeld genoemd van uitruil reiskosten woon-werkverkeer. Hierin is niets opgenomen dat er een onvoorwaardelijk recht op reiskostenvergoeding woon-werk moet bestaan om in een cafetariaregeling een uitruil te doen. De VNG is dan ook verrast dat in het Besluit de term onvoorwaardelijk recht wordt gebruikt.

Verzoek VNG


Als gevolg van het aangescherpte standpunt in het Besluit is een situatie ontstaan dat veel werkgevers lokaal een goedkeuring hadden van de bevoegde inspecteur op basis van het aanvankelijke Besluit, maar deze goedkeuring later is ingetrokken door de bevoegde inspecteur als gevolg van het aangescherpte standpunt dat er voor of uiterlijk op 12 maart 2020 een onvoorwaardelijk recht op reiskostenvergoeding woon-werkverkeer moest bestaan.

De VNG vraagt de Staatssecretaris:
1. het standpunt in het Besluit ten aanzien van vaste reiskosten in relatie tot IKB op dit onderdeel te herzien en het Besluit zo aan te passen dat de goedkeuring ook recht doet aan werkgevers met het beloningsinstrument IKB, zoals de sector Gemeenten;
2. naheffingen voor 2020 voor de sector Gemeenten/SGO achterwege te laten, omdat het Besluit werkgevers met een IKB door de wijziging onevenredig nadeel ondervinden en geconfronteerd worden met naheffingen. De werkgevers mochten vertrouwen en rechtszekerheid ontlenen aan het Handboek Loonheffingen en de in het aanvankelijke Besluit verleende goedkeuring.

Documenten en publicaties

  • Voor raadplegen brief College van Arbeidszaken van de VNG d.d. 12 oktober 2020 met Kenmerk TAZ/U202000784. Klik hier

Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl. © Copyright Taxnavigator/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.