Nieuws

Vragen en antwoorden over de wijziging van de btw-sportvrijstelling

Geplaatst: 15 december 2018
Kenmerk: 2018.04913

Vragen en antwoorden over de wijziging van de btw-sportvrijstelling

Vragen en antwoorden over de wijziging van de btw-sportvrijstelling

Per 1 januari 2019 geldt een verruiming van de btw-sportvrijstelling. Hiermee vallen meer diensten onder de vrijstelling, maar vervalt ook het recht op vooraftrek van btw. Daarom zijn voor gemeenten en sportinstellingen subsidies beschikbaar. Het Ministerie van Financiën heeft een 'vraag en antwoord' opgesteld.

Voor downloaden 'vraag en antwoord': klik hier

Veelgestelde vragen en antwoorden over de wijziging van de sportvrijstelling

Waarom wordt de sportvrijstelling verruimd?

De sportvrijstelling zoals deze in de Nederlandse wet is opgenomen moet worden verruimd omdat het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) heeft beslist dat de sportvrijstelling in Nederland te beperkt wordt toegepast. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen in de Eerste Kamer treedt deze verruiming per 1 januari 2019 in werking.

Waaruit bestaat de verruiming van de sportvrijstelling?

  1. De sportvrijstelling geldt dan niet alleen meer voor diensten die de sportinstelling verricht aan haar leden maar ook aan niet-leden.
  2. Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onontbeerlijk is voor de sportbeoefening, gaan hiervoor onder de sportvrijstelling vallen.
  3. De definitie van het begrip "winst beogen" wordt aangepast, zodat niet-commerciële instellingen onder de vrijstelling vallen.
  4. Het niet beogen van winst is niet langer meer verbonden aan een activiteit als zodanig maar aan de instelling als geheel.

Is gebruik van de vrijstelling een keuze?

Nee, de sportvrijstelling is een wettelijke vrijstelling (opgenomen in artikel 11, eerste lid. Onderdeel e, van de Wet op de omzetbelasting 1968). Ondernemers die voldoen aan de wettelijke voorwaarden zijn dus verplicht om de sportvrijstelling toe te passen.

Wat zijn voorbeelden van diensten die onder de huidige wetgeving niet zijn vrijgesteld en na de wetswijziging wel?

Een voorbeeld van een dienst die nu niet, maar na inwerkingtreding van de wetgeving wel onder de vrijstelling valt, is een training die wordt gegeven door een voetbalvereniging aan een team waarvan de spelers geen lid van de vereniging zijn. Een ander voorbeeld is de ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie. De ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie valt nu veelal onder het lage btw-tarief. Na de wetswijzing valt de ter beschikkingstelling van een sportaccommodatie door niet-winstbeogende instellingen onder de sportvrijstelling, mits de accommodatie onmisbaar is voor sportbeoefening.

Is er een tegemoetkoming voor gemeenten en instellingen die door de verruiming geen recht op aftrek meer hebben voor de sportaccommodatie die zij ter beschikkingstellen?

Na inwerkingtreding van de wetgeving hebben niet-winstbeogende instellingen geen mogelijkheid meer om de btw in aftrek te brengen die drukt op de aanschaf, bouw of onderhoud van sportaccommodaties. Het kabinet heeft echter besloten om gemeenten en sportinstellingen hiervoor tegemoet te komen om de ontwikkeling en instandhouding van sportaccommodaties te stimuleren. Voor gemeenten betreft dit de Regeling specifieke uitkering stimulering sport. Voor sportinstellingen betreft dit de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties.

Waar en wanneer kan ik de subsidie of specifieke uitkering aanvragen en hoe lang duurt de aanvraag hiertoe?

De subsidie voor Bouw, onderhoud en sportmaterialen kan worden aangevraagd bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport VWS). Sportorganisaties kunnen subsidie aanvragen vanaf 2 januari 2019. De besluitvormingstermijn hiervoor is mede afhankelijk van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag en het tijdstip waarop de subsidiabele activiteiten zijn of worden verricht. Met het oog op het verlichten van administratieve lasten voor aanvragers zal de gevraagde informatie beperkt zijn tot die informatie die minimaal nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.

Voor een specifieke uitkering in 2019 kunnen gemeenten online een verzoek indienen tussen 15 oktober en 1 mei 2019 bij de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De SiSa (Single information, Single audit)-contactpersonen van de gemeente hebben hierover inmiddels een bericht ontvangen. VWS neemt binnen 13 weken na 1 mei 2019 een besluit over de verlening van de uitkering.

Wat is de hoogte van de subsidie of specifieke uitkering?

De Specifieke uitkering voor gemeenten kent een hoogte van 17,5% op alle uitgaven die een gemeente btw-belast doet aan sport. Hierbij kan het gaan om sportaccommodaties en sportontwikkeling en -ondersteuning.

De subsidie voor sportinstellingen bedraagt ten hoogste 20% van de subsidiabele activiteiten (incl. btw) met een maximum van € 2.500.000 per kalenderjaar. Een subsidie van minder dan € 5.000 wordt niet verstrekt. Daarnaast is er voor de maatregelen op de bijgevoegde lijsten voor Verduurzaming en Toegankelijkheid een additionele 15% subsidie te krijgen.

Kan de subsidie alleen voor meerjareninvesteringen worden aangevraagd of ook voor (eenmalig) onderhoud?

De subsidie kan zowel voor meerjareninvesteringen worden aangevraagd als voor (eenmalig) onderhoud.

Geldt de uitbreiding van de sportvrijstelling ook voor fondsenwervende stichtingen die geld ophalen om andere sportinstellingen te steunen?

Nee, stichtingen die alleen fondsen werven om daarmee een sportinstelling financieel te ondersteunen, vallen niet onder de sportvrijstelling of een andere vrijstelling (zoals de fondswervende vrijstelling [ artikel11-1-v]).

Voorbeeldcasussen

Een sportstichting laat een sportaccommodatie bouwen en zal deze in 2019 ter beschikking stellen aan een sportvereniging. De bouw is begonnen in 2018 en is pas in 2019 klaar. Bij aanvang van de bouw was het de bedoeling dat de sportaccommodatie voor belaste doeleinden zou worden gebruikt. Als gevolg van de verruiming van de sportvrijstelling zal het gebruik in 2019 btw-vrijgesteld plaatsvinden.

Moet de btw die over de termijnen in 2018 is afgetrokken worden herzien?

Bij de wijziging van de sportvrijstelling is voorzien in overgangsrecht. Door dit overgangsrecht hoeft de btw die is afgetrokken over de termijnen die contractueel verschuldigd zijn geworden in 2018 niet te worden herzien voor zover de herziening het gevolg is van de verruiming van de sportvrijstelling.

Hoe staat het met de btw over de laatste termijnen die de sportstichting contractueel in 2019 verschuldigd is als de bouw in 2018 is gestart?

Bij de wijziging van de sportvrijstelling is voorzien in overgangsrecht. Door dit overgangsrecht kan de sportstichting de btw in aftrek brengen die is begrepen in deze laatste termijnen die in 2019 verschuldigd zijn.

Stel een sportstichting koopt in 2017 een sportaccommodatie en neemt deze direct in gebruik. De sportstichting gebruikt de sportaccommodatie volledig voor belaste activiteiten: 80% van de sportaccommodatie wordt ter beschikking gesteld aan een hockeyvereniging en 20% van de accommodatie wordt gebruikt voor andere, met btw belaste, activiteiten. De sportstichting brengt in 2017 de volledige voorbelasting in aftrek.

Moet de vooraftrek worden herzien als gevolg van de verruiming van de sportvrijstelling?

Nee, de vooraftrek hoeft niet te worden herzien. In 2017 is de accommodatie in gebruik genomen voor belaste activiteiten en is de voorbelasting volledig in aftrek gebracht. Ná dat jaar wordt het gebruik van de accommodatie nog negen jaar getoetst (telkens voor 1/10 deel van de voorbelasting die in 2017 in aftrek is gebracht). Met ingang van 1 januari 2019 valt de terbeschikkingstelling aan de hockeyvereniging binnen de sportvrijstelling en wordt de sportaccommodatie dus voor 80% gebruikt voor de vrijgestelde activiteiten. In 2019 zou dan 80%*1/10 deel van de 2017 in aftrek gebrachte btw herzien moeten worden. Als het gebruik niet meer wijzigt, zou deze herziening tot aan het einde van de herzieningsperiode (2026) elk jaar moeten plaatsvinden. Dankzij de overgangsregeling hoeft dit niet.

Als de sportstichting in enig jaar de sportaccommodatie echter volledig voor andere vrijgestelde prestaties dan de sportvrijstelling gaat gebruiken (bijvoorbeeld voor de verhuur van het onroerend goed), zijn de reguliere herzieningsregels met ingang van dat jaar en de eventueel nog resterende herzieningsjaren wel van toepassing. In bovenstaand voorbeeld zal vanaf dat jaar dus tot en met 2026elk jaar 1/10 deel van de in 2017 in totaal afgetrokken btw moeten worden herzien.

Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P.(Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl © Copyright Taxnavigator/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.