Nieuws

Straatparkeren (nog) niet belast met btw en vennootschapsbelasting

Geplaatst: 24 maart 2018
Kenmerk: 2018.03806

Straatparkeren (nog) niet belast met btw en vennootschapsbelasting

Op vrijdag 23 maart 2018 heeft de Hoge Raad twee belangrijke uitspraken gedaan over de verschuldigdheid van btw inzake straatparkeren. De gemeenten zijn volgens de Hoge Raad niet verplicht een btw-factuur uit te reiken. Voorlopig lijkt heffing van btw inzake straatparkeren niet aan de orde. Wij gebruiken de term voorlopig omdat op dit moment nog een procedure loopt van de gemeente Arnhem.

1. Feiten

Twee automobilisten eisten een btw-factuur in plaats van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Volgens de automobilisten handelt de gemeente als btw-ondernemer bij het aanbieden van de gelegenheid om tegen betaling van een parkeerbelasting een motorvoertuig langs de openbare weg te kunnen parkeren. De gemeenten heffen de parkeerbelasting als overheid. Echter omdat gemeenten in concurrentie treden met exploitanten van parkeergarages moeten de gemeenten worden geacht als btw-ondernemer te handelen.

2. Oordeel Hoge Raad

In de zaak van de gemeente Groningen neemt de automobilist het standpunt in dat de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2013 (hierna ook: de Verordening) onverbindend is. De Verordening vermeldt volgens de procederende automobilist niet dat het parkeertarief is vastgesteld met inbegrip van een te betalen bedrag aan omzetbelasting. In de Verordening is volgens de automobilist ook niet voorgeschreven dat op het aanslagbiljet behalve de parkeervergoeding een te betalen bedrag aan omzetbelasting wordt vermeld. De Hoge Raad oordeelt in zijn arrest van 23 maart 2018 met nummer 16/03254, dat het op grond van Nederlandse en Europese regelgeving niet noodzakelijk is dat in de Verordening een onderscheid wordt gemaakt tussen een deel parkeervergoeding en een deel omzetbelasting. Een Parkeerverordening is rechtsgeldig als in de verordening niet wordt vermeld dat in het tarief een bedrag aan omzetbelasting is begrepen of daarin niet is voorgeschreven dat op het aanslagbiljet een bedrag aan omzetbelasting moet worden vermeld.

In de zaak van de gemeente Delft verzoekt de automobilist om een btw-factuur in plaats van een naheffingsaanslag. Het Gerechtshof Den Haag oordeelt in zijn uitspraak van 18 juli 2017, BK-17/00296, dat de automobilist niet ontvankelijk is. De automobilist heeft bij het verzoek om een btw-factuur een buiten de bestreden naheffingsaanslag parkeerbelasting gelegen belang, namelijk het creëren van een recht op aftrek van omzetbelasting. De Hoge Raad bevestigt in zijn oordeel van 23 maart 2018, nr. 17/03850, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag.

3. Gemeentelijke praktijk

De Hoge Raad komt op grond van formele aspecten niet toe aan de inhoudelijke vraag of gemeenten ter zake van het straatparkeren btw-plichtig zijn c.q. of gemeenten als btw-ondernemer handelen bij het tegen betaling van parkeerbelasting de gelegenheid geven om een motorvoertuig langs de openbare weg te parkeren.

3.1. Vraagstuk inzake btw en straatparkeren nog niet ten einde

Het Gerechtshof Arnhem/Leeuwarden oordeelt in zijn uitspraak van dat de gemeente Groningen niet als ondernemer handelt ter zake van het straatparkeren. Advocaat-generaal Ettema concludeert in haar conclusie d.d. 31 augustus 2017, nr. 16/03254, dat de gemeente Groningen wel degelijk als btw-ondernemer handelt. De Hoge Raad komt op grond van formele aspecten niet aan de beantwoording van de inhoudelijke vraag toe.

Rechtbank Gelderland oordeelt in zijn uitspraak van 3 november 2016, nr. AWB 15/2830, dat de gemeente Arnhem ter zake van het straatparkeren wel als btw-ondernemer handelt. In lijn met de procedure van de gemeente Groningen zal Gerechtshof Arnhem Leeuwarden oordelen dat de gemeente Arnhem ter zake van het straatparkeren niet als btw-ondernemer handelt. De advocaat-generaal zal naar alle waarschijnlijk geen nieuwe conclusie schrijven. Bij afwezigheid van formele gebreken zal de Hoge Raad wel aan de inhoudelijke behandeling van de zaak toekomen. De rechtsvraag over btw en straatparkeren kan overigens via verschillende rechtsingangen bij de Hoge Raad worden neergelegd. Kort gezegd, de vraag over de verschuldigdheid van btw en straatparkeren staat nog niet op de parkeerplaats 'lang parkeren'.

3.2. Wijziging beleid Staatssecretaris van Financiën

In zijn Besluit van 25 januari 2012, nr. BLKB 2012/175M 'Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen’ neemt de Staatssecretaris van Financiën uitdrukkelijk het standpunt in dat een gemeente ter zake van het straatparkeren als overheid handelt. De Staatssecretaris van Financiën merkt in het voormelde Besluit op:

"De jurisprudentie verschaft bepaalde aanknopingspunten voor de betekenis van de zinsnede "specifiek juridisch regime voor publiekrechtelijke lichamen". van een specifiek juridisch regime voor publiekrechtelijke lichamen is sprake als: “een publiekrechtelijk lichaam bij de uitoefening van werkzaamheden gebruik maakt van zogenoemde overheidsprerogatieven. De term “overheidsprerogatieven" heeft betrekking op voorrechten of bevoegdheden, die uitsluitend door een overheidslichaam mogen worden gebruikt of uitgeoefend. In het Porto-arrest bestonden de overheidsprerogatieven uit het door het gemeentebestuur van Porto tegen vergoeding toestaan van het parkeren van voertuigen op een openbare weg of het beperken daarvan. Ook legde de gemeente Porto boetes op bij overschrijding van de toegestane parkeertijd. Een voorbeeld waarbij gebruik wordt gemaakt van overheidsprerogatieven is het organiseren van markten op de openbare weg door gemeenten".

Het is denkbaar dat de Staatssecretaris van Financiën al dan niet op termijn zijn beleid gaat wijzigen. Een conclusie van een advocaat-generaal is niet zomaar een praatstuk. Advocaat-generaal Ettema concludeert in haar conclusie d.d. 31 augustus 2017, nr. 16/03254, dat de gemeente Groningen inzake het straatparkeren als btw-ondernemer handelt.

3.3. Vennootschapsbelasting

Gemeenten handelen ter zake van het straatparkeren (vooralsnog) voor de heffing van btw als overheid. Dit geldt ook ter zake van de vennootschapsbelasting. De Hoge Raad gaat niet in op de inhoudelijke vraag of straatparkeren concurreert met garageparkeren. De huidige praktijk kan worden voortgezet.

Dit bericht is op gesteld door mr. dr. J.J.P. (Joep) Swinkels.