Nieuws

schriftelijke beantwoording vragen wetgevingsoverleg

Geplaatst: 13 november 2018
Kenmerk: 2018.04830

schriftelijke beantwoording vragen wetgevingsoverleg

Er zijn tijdens het wetgevingsoverleg van afgelopen vrijdag 9 november inzake het pakket Belastingplan 2019 en de Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) door een aantal leden van uw Kamer vragen gesteld. Zoals toegezegd, beantwoord ik die vragen hierbij per onderwerp.

Pakket Belastingplan 2019

Sportvrijstelling

De heer Omtzigt vraagt naar de gevolgen van de voorgestelde verruiming van de sportvrijstelling voor fitnesscentra en bijvoorbeeld zwembaden en geeft aan dat het onwenselijk is dat zwembaden onder de verruiming lijden en fitnesscentra bevoordeeld worden.

De voorgestelde verruiming van de sportvrijstelling maakt geen onderscheid tussen fitnesscentra en zwembaden (of andere sportinstellingen). Voor alle sportinstellingen geldt dat zij op basis van de Europese btw-richtlijn onder de sportvrijstelling vallen als zij niet-commercieel zijn en dus geen winst beogen. Wanneer zij commercieel zijn en dus wel winst beogen, vallen zij buiten de sportvrijstelling en in de heffing van btw. Fitnesscentra worden vaak commercieel geëxploiteerd en vallen derhalve niet onder de sportvrijstelling. Er is dan ook geen sprake van bevoordeling van fitnesscentra ten opzichte van bijvoorbeeld zwembaden.

De heer Van Rooijen vraagt om inzicht in de lastenverzwaring.

Met de verruiming van de sportvrijstelling is geen lastenverzwaring voor sporters beoogd. Een vrijstelling zorgt in beginsel voor lagere prijzen voor de sporters, omdat de sportinstellingen geen btw in rekening hoeven te brengen aan hun afnemers. Een vrijstelling zorgt er wel voor dat de btw die drukt op inkopen niet in aftrek kan worden gebracht. Sportinstellingen en gemeenten worden hiervoor echter financieel tegemoetgekomen via de subsidieregeling of specifieke uitkering. De raming (van de btw-opbrengst en dus ook van een subsidie) houdt er rekening mee dat een groot aantal van de sportbedrijven onder de vrijstelling komt. Doordat de opbrengst van de verruiming van de sportvrijstelling door het kabinet integraal wordt teruggesluisd naar genoemde subsidieregelingen leidt de maatregel niet tot lastenverzwaring.

De heer Omtzigt vraagt om over twee jaar te kijken of de raming overeenkomt met de uitkomst, omdat de effecten van het beleid op de grondslag niet of nauwelijks van andere effecten te onderscheiden zijn. Wel zullen de regeling specifieke uitkering stimulering (SPUK) en de subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) geëvalueerd worden. De minister van Medische Zorg en Sport heeft tijdens het AO Sport in juni toegezegd dat hij een eerste evaluatie begin 2020 naar uw Kamer zal sturen. Daarnaast wordt uw Kamer na het zomerreces van 2019 geïnformeerd over de stand van zaken van de SPUK en BOSA.

De heer Van Weyenberg vraagt of de subsidieregeling al overtekend zou zijn. Deze signalen hebben mij niet bereikt. De aanvraagtermijn voor de SPUK loopt tot 30 april 2019 en er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van overtekening. De aanmelding voor de BOSA staat nog niet open.

Mevrouw Leijten vraagt of het mogelijk is de verruiming van de sportvrijstelling een jaar later in te laten gaan zodat de sector zich beter kan voorbereiden op deze maatregel. Naar mijn oordeel is een uitstel van de maatregel niet wenselijk en niet nodig. Verder uitstel is niet gewenst omdat de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) stamt uit 2013. Het is niet wenselijk de bestaande situatie, die niet in lijn is met de Europese btw-richtlijn, voort te laten bestaan. Daarnaast acht ik verder uitstel ook niet nodig. Het is niet zo dat de sector door de getroffen maatregel wordt verrast. In 2015 heeft mijn voorganger al een juridische en financiële analyse naar uw Kamer gestuurd. De noodzaak tot het wijzigen van de wetgeving naar aanleiding van het arrest uit 2013 is toen uiteengezet. Er is vervolgens besloten de wijziging door het nieuwe kabinet uit te laten voeren. De afgelopen twee jaar heeft mijn collega van VWS de sector intensief betrokken bij de totstandkoming van de BOSA en de SPUK. Deze regelingen zijn al in de zomer van dit jaar door het kabinet gepubliceerd. Op verzoek van de sector is de aanvraagtermijn voor de SPUK verlengd tot en met 30 april 2019 zodat de transitie soepel kan verlopen. De aanvraagperiode voor de subsidieregeling vangt begin 2019 aan en loopt het hele jaar door. De sector wordt sinds de zomer al uitvoerig over de verschillende compensatieregelingen geïnformeerd.1 VWS en Financiën treden hierbij steeds gezamenlijk op. Gegeven het bovenstaande vind ik het niet nodig en onwenselijk de verruiming van de sportvrijstelling uit te stellen.

Voor downloaden brief met nummer 2018-0000191990: klik hier