Nieuws

Hoge Raad geeft nadere invulling aan begrip bouwterrein

Geplaatst: 08 december 2018
Kenmerk: 2018.04901

Hoge Raad geeft nadere invulling aan begrip bouwterrein

In zijn arrest van 7 december 2018, nr. 17/01767, geeft de Hoge Raad een nadere invulling aan het begrip btw-bouwterrein. Bijgaand een update.

1. Feiten

Een vastgoedmaatschappij verkoopt en levert een terrein aan een projectontwikkelaar. Op het terrein stond nog een oud transformatorhuisje. Daarnaast was nog de fundering van een muur aanwezig. De koopprijs van het terrein bedroeg € 4.825.000. De projectontwikkelaar moest voorts een bedrag van € 3.000.000 betalen in verband met de overdracht van goodwill. De goodwill betreft rechten, documenten, ontheffingen en toezeggingen inzake de bouwaanvraag. De vastgoedmaatschappij heeft ter zake van de levering geen btw voldaan aan de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft btw nageheven bij de vastgoedmaatschappij. De vastgoedmaatschappij bestrijdt de naheffing van btw. Volgens de vastgoedmaatschappij is grond geleverd met oude bebouwing. De levering is daarom niet belast met btw en de verkrijging is belast met overdrachtsbelasting. Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat de vastgoedmaatschappij een btw-bouwterrein heeft geleverd en btw is verschuldigd. De vastgoedmaatschappij stelt beroep in cassatie in bij de Hoge Raad.

2. Oordeel Hoge Raad

In zijn arrest van 7 december 2018, nr. 17/01767, doet de Hoge Raad uitspraak. Voor raadplegen uitspraak: klik hier

2.1. Beperkte bebouwing

Het Gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld dat de aard en de omvang van de bebouwing in relatie tot de omvang van de kavel zo gering is dat deze bebouwing als verwaarloosbaar moet worden beschouwd. Volgens de Hoge Raad is deze uitleg van het begrip btw-bouwterrein niet onjuist. Een omvangrijk terrein met een beperkte bebouwing betreft dus niet altijd een btw-bouwterrein. De Hoge Raad geeft in zijn arrest niet aan wat onder verwaarloosbaar moet worden verstaan.

2.2. Rechtszekerheid oude leer Hoge Raad

De vastgoedmaatschappij betoogt dat ten tijde van de levering het terrein volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad niet kwalificeerde als een btw-bouwterrein hetgeen de Hoge Raad bevestigt. Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad in 2008 betreft een btw-bouwterrein onbebouwde grond waaraan een bewerking c.q. een nasloopse handeling heeft plaatsgevonden met het oog op toekomstige bebouwing. De Hoge Raad oordeelt dat hij de definitie van het begrip ‘bouwterrein’ heeft bijgesteld naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie. In gevolge het rechtszekerheidsbeginsel kan de vastgoedmaatschappij vertrouwen ontlenen aan de destijds geldende jurisprudentie van de Hoge Raad. Van belang is dan wel dat hij overeenkomstig deze jurisprudentie heeft gehandeld en geen btw in aftrek heeft genomen ter zake van de levering van het terrein. Een beroep op opgewekt vertrouwen wordt pas door de belastingrechter gehonoreerd als overeenkomstig is gehandeld.

Nieuwe jurisprudentie lijkt pas te gaan gelden na het wijzen van het arrest.

2.3. Afloop zaak

Het Gerechtshof Den Haag oordeelt in zijn uitspraak van 18 oktober 2019, nr. BK-18/0114, dat de vastgoedmaatschappij de btw op de kosten in aftrek heeft genomen op de btw-aangifte en daardoor geen beroep kan doen op het rechtszekerheidsbeginsel. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in zijn arrest van 17 juli 2020, nr. 19/05472.

Dit bericht is opgesteld door de redactie van Taxnavigator/eindredactie mr. dr. J.J.P.(Joep) Swinkels. Voor meer informatie: info@taxnavigator.nl © Copyright Taxnavigator/Nestor Business Media BV/Nestor Media Groep. Ter zake van onze fiscale dienstverlening en berichtgeving gelden algemene voorwaarden en hetgeen wordt vermeld in de colofon.